Aangetoond: Varkens in Nood heeft ongelijk over biggensterfte. Hebben ze toch een punt?

Waarom is die sterfte zo hoog en kan die omlaag?

Ondertussen gaat het in de meeste berichten over de biggensterfte helemaal niet over die ruim 6 miljoen biggen per jaar die de slacht niet halen. De sector zelf komt niet met completere cijfers, en pakt niet deze kans om alle argumenten tot op het bot uit te redeneren. Goed, het is gebleken dat de cijfers waarop de rel gebaseerd is niet compleet genoeg zijn om conclusies aan te verbinden. Maar we weten immers best veel -zelfs zonder de precieze cijfers?

Al is het procentueel allemaal goed te begrijpen, in absolute aantallen sterven er schrikbarend veel biggen. Veel meer dan ik had verwacht. Een laag percentage van heel erg veel afgeleverde varkens, is toch nog heel erg veel dode varkentjes die het niet halen. Naar aanleiding van dit alles deed ik navraag bij varkenshouders. (antwoorden zijn ook gedeeld bij reacties op Foodlog).

Ik ben onder de indruk van deze varkenshouders als geinformeerde vakmensen. Zelf zijn ze trots op wat ze doen, en bereid om met open vizier te laten zien wat ze doen. Toch hebben we in overleg besloten om niet hun namen hierbij te vermelden, uit angst voor acties.

Interview met varkenshouder

Vraag: Wat veroorzaakt biggensterfte en welke kansen zie je om die nóg verder omlaag te brengen?

Antwoord: Grootste veroorzaker van de sterfte is dat de zeug op haar eigen biggetjes gaat liggen.

Een oplossing waar nog winst is te behalen is betere hokinrichting en electronica. Bijvoorbeeld een beweegbare bodem in de kraamstal. Als de zeug gaat staan ontstaat een nivoverschil, zodat de biggen in veiligheid zijn tot nadat zeug weer is gaan liggen.

Soms heeft een zeug ook te weinig melk, om alle biggen te zogen. We maken dan wel gebruik van “pleegmoeders”, dus biggen overleggen naar andere zeugen. Maar dit is zwaar voor de zeug. De ‘biggencouveuse’ met kunstmelk is een goede oplossing voor verweesde en zwakke biggen.

Ook in de fokkerij is nog een slag te maken: vroeger werd gefokt op aantal levend geboren. Nu op ‘aantal grootgebracht’ en op vitaliteit van biggen. Bv Topigs is bezig met een groot onderzoeksproject waar grote aantallen biggen gewogen en gemeten worden. Het blijkt dat sommige zeugen meer uitval geven dan andere. Sommige zeugen geven betere, vitalere biggen. Sommige zeugen zijn ook echt betere moeders. Daar wordt nu veel aandacht aan besteed in de fokkerij en dat levert al resultaten.

De verwachting is dat sterfte procentueel nog wel kan dalen.

Vraag: De sterfte percentages liggen beduidend hoger in de biologische varkenshouderij in vergelijking met gangbaar; Waarom is die sterfte nou precies hoger bij biologisch?

Antwoord: Vooral door vaker doodliggen: hokinrichting dus. De zeugen hebben meer bewegingsvrijheid, wat maakt dat de biggen minder beschermd zijn. De varkens die gebruikt worden zijn qua genetica dezelfde. In de biologische varkenshouderij zijn de tomen (aantal biggen per worp) zelfs groter in vergelijking met gangbaar. Dit komt omdat een langere zoogtijd gehanteerd wordt. De zeugen zijn niet in betere conditie, het zogen kost namelijk veel van ze, maar de baarmoeder heeft wel meer tijd om goed hersteld de volgende dracht in te gaan. Dat levert meer biggen.

Daarbij komt dat de gangbare varkenshouderij veel hygienischer werkt. Daardoor is er minder ziekte. Minder diarree, terwijl één flinke diarree uitbraak al 5% kan schelen.

Ik vind ons gangbare systeem prima, ik weet dat we het zo goed mogelijk doen. Daarbij vind ik biologische of andere systemen óók prima; zolang er zorgvuldig met de dieren omgegaan wordt is iedereen vrij om een markt te vinden voor zijn produkt. Feit is wel dat de andere systemen een hogere kostprijs hebben en dat het nog niet meevalt om de consument daarvoor te laten betalen. Consumenten zeggen wel iets, maar kopen iets wat daarmee niet in overeenstemming is.

Vraag: Er zijn geen goede en goedkope euthanasie methodes ter beschikking aan de boer; Wordt er daardoor meer of langduriger geleden door zwakke dieren? Wat is de boerenpraktijk, wachten? Een tik geven?

Antwoord: Dit is een enorm dilemma. Euthanasie mag niet. Dierenarts te duur: ook de consument wil hier niet voor betalen. Praktijk: het allermoeilijkste van het vak. Een beest zien kreperen is het ergste wat er is. Het verlossen is vreselijk om te doen. Er is maar één ding dat erger is: het laten lijden. De beslissingen hieromheen, en dus ook de discussies zijn vreselijk moeilijk. Bij humane euthanasie komen we er immers ook niet goed uit? Wanneer is het lijden? Wanneer neem je het besluit?
Het komt NIET vaak voor, maar het komt voor dat we een beest moeten verlossen. Een big krijgt een tik en een oudere big wordt doodgespoten. Dus: ja, er is behoefte aan legale, goede en goedkope euthanasie methoden die ter beschikking van boeren staan.

Vraag: Wat is de huidige trend: specialisatie van zeugenbedrijven (‘vermeerderaars’) en vleesvarkens (waar jonge biggen tot slachtgewicht gemest worden), of juist meer “gesloten bedrijven”, dus die beide binnen één bedrijf doen? Zijn er verschillen in resultaten voor wat betreft biggensterfte?

Antwoord: Jarenlang is er gespecialiseerd. Nu wíl iedereen juist weer gesloten worden, maar lang niet altijd kan dat ook financieel. Het voordeel van een gesloten bedrijf is dat de tussenhandel eruit gehaald wordt. De afzet is ook iets stabieler. De resultaten zijn technisch gezien iets minder, iets meer sterfte dus.

We vergelijken op dit moment ons bedrijf heel kritisch met een collega. Dat gaat tot op detail nivo. We kennen tot in detail onze cijfers, inclusief de sterfte per leeftijd fase. Ook wat betreft antibiotica gebruik zijn we zeer kritisch. Het is écht niet zo dat er wat aangerommeld wordt op varkensbedrijven.

Vraag: Zelfs als ze aantoonbaar verkeerd worden afgeschilderd, komen boeren of sector woordvoerders niet met een verweer, of betere cijfers.Hoe kunnen we boerenkennis weer verbinden met andere kennis?

Antwoord: We denken zeker niet dat het wel weer overwaait, maar we voelen ons, als varkenshouders, wel steeds vaker gediscrimineerd. Dat maakt een discussie met de media wel lastiger. Het gedoe tussn NVV en LTO-varkens doet er zeker geen goed aan.
Ondertussen proberen we zelf het nodige: door mensen die onbekend zijn met de sector uit te nodigen, door schoolklassen uit te nodigen. De strikte hygiene regels maken het wel lastig; we kunnen niet zomaar mensen in de stal laten. En ja, ik denk dat interactie via Internet met critici en andere betrokkenen wel kan bijdragen.

2 Reacties

  1. Waar het denk ik ook over gaat is dat het productiesysteem – en de acceptatie ervan – ver van de natuur is komen te staan (diervriendelijk is vaak iets anders dan natuurlijk). Procentueel zullen er bij wilde zwijn tomen nog meer biggen sterven, dus in die zin is de intensieve veehouderij diervriendelijk te noemen en staat de biologische sector met hoger sterftecijfer iets dichter bij de “natuur” (interessant van die grotere tomen). Verder denkend zet ik wel vraagtekens bij de door de varkenshouders genoemde oplossingen (beweegbare vloeren etc.). De “overlevingsgenen” van de biggen worden hiermee eerder uitgemendeld denk ik en dat betekent dat huisvestingssystemen die minder geavanceerd zijn (zoals bv in alle C/O Europese landen) dan te maken krijgen met veel hogere biggensterfte omdat het gebruikte fokmateriaal gericht is op de meest beschermende omgeving en dus weinig hardheid kent. De boeren in Hongarije klagen daar ook over mbt melkvee; fokmateriaal zou gevoeliger worden voor minder goede productie-omstandigheden. Met het oog op meer prijsvolatiliteit en noodzaak tot (vaste) kostenverlaging in de toekomst weet ik dan ook niet of de huisvesting van landbouwhuisdieren tot lift- en waterbedniveau moet gaan. Maar je zou ook kunnen diversificeren in fokprogramma’s. Wat vindt de Guus community daarvan?

  2. namens een varkenshouder, de volgende reactie:

    De beweegbare bodem is ingezet, maar niet grootschalig. De praktijk heeft nl. nog niet bewezen dat dit toekomst biedt. En de dieren worden er zeker niet op gefokt en ook waarschijnlijk niet indirect op geselecteerd. ( het zijn niet: juist de kleine, grote, snelle of slome biggen die onder een zeug terecht komen. Het is eigenlijk gewoon pech als je net onder de zeug bent als ze wil gaan liggen m.i.)

    Het ingezette fokprogramma is daarentegen grootschaliger. (De omstandigheden waaronder de varkens gehouden worden zijn divers; m.b.t. management en hokinrichting) Dit gebeurd nl. vanuit de top van een grote pyramide; en die heeft ook lijntjes met het buitenland. Hier verwacht ik zeker wat van. Omdat dit over, breed en in grote getalen, in kaart gebrachte (gewogen) gegevens gaat, levert dat een schat van informatie op. Zo is destijds het lg/zeug (levend geborenen) inderdaad gestegen en het is m.i. zeker te verwachten dat we op deze manier de zeugen op een hoger grootbrengend vermogen tillen.

    Wat we bereiken is dat het aantal biggen per zeug stijgt, maar als iedere boer dat weer doet komt de lat toch weer hoger te liggen. Immers de bank wil graag financieren als je bij de 25% beste hoort (economisch gezien).

    We zeggen op een feestje wel eens; als we maar met z’n allen afspreken dat we op het zelfde niveau blijven hangen, zou dat de prijs ten goede komen. Maar je zit in de trein, je kunt uitstappen en anders ga je mee.

    Dus enerzijds zijn de boeren bereid om mee te werken aan deze vooruitgang uit financieeel oogpunt. Anderzijds is ook op studieclubs in het verleden al gezegd, als die burger zich ooit realiseert hoeveel biggetjes het niet redden, we ze moeten kunnen uitleggen dat ook dat, voor ons een speerpunt is.

    Mijn motto: dode biggetjes, het went nooit.

    Over de reactie van Liesbeth:

    Tja; wat je tussen haakjes zette, is nou precies waar het om draait. Natuurlijk is iets heel anders dan diervriendelijk. Dit is bij varkens zo, maar dat geldt voor de gehele natuur.

    Vlgs mij redt van alle vogeltjes van deze lente het maar 25 %. De rest gaat dood of wordt opgegeten.

    “Waarom wij wel kunnen leven met dieren die naar de slacht gaan/ opgegeten worden?”, wordt ons wel eens gevraagd.
    Omdat het dieren zijn. Ik kan elke dag tegen die big zeggen dat ze maar 6 maanden oud zal worden, en daar wordt ze niet anders van, zolang ze maar op tijd haar eten krijgt en een goed leven heeft. Dus dat ze dood gaan daar kan ik wel mee leven, maar de manier waarop en op welke leeftijd, dat doet me wel wat. En over goed leven denk ik anders dan een burger. Maar duidelijk is dat de *burger* anders denkt dan *de consument* en dat een goed leven een moeilijk begrip is.

Reacties zijn gesloten.